Rutte 2 gaat hervormen en nivelleren. Hervormen is hoognodig. Maar welk probleem lost nog meer nivelleren op?

Nivelleren kun je leren, moet Diederik Samsom gedacht hebben toen hij zijn plan voor een inkomensafhankelijke zorgpremie bij Mark Rutte op tafel legde. Een zorgpremie die oploopt met het inkomen, dat was een oude wens van de PvdA.

‘Elkaar wat gunnen’, was het credo van deze formatie, dus Rutte ging akkoord. Voor Nederlanders met een inkomen tussen minimumloon en twee keer modaal, bedraagt de inkomensafhankelijke premie straks 11,1 procent van het bruto inkomen.

Arm wordt wat rijker

Uiteraard pakt deze nieuwe premieheffing nivellerend uit. Arm wordt wat rijker, rijk wat armer. Hetzelfde geldt voor andere maatregelen uit het regeerakkoord.

Hogere inkomens krijgen een groter eigen risico in de zorgverzekering. Hypotheekrenteaftrek gaat omlaag, maar alleen voor huiseigenaren in de hoogste belastingschijf. En de belastingaftrek voor premies van hoge pensioenen verdwijnt.

Daartegenover staat dat het de hoogste belastingtarieven wat omlaag gaan. Maar per saldo is het pakket behoorlijk nivellerend, zo blijkt uit de koopkrachtberekeningen van het Centraal Planbureau.

Terecht, denkt men bij de PvdA. Sterke schouders, zware lasten; van nivellerende maatregelen heb je nooit genoeg. Maar nivelleren is niet gratis. Meer nivellering betekent een minder efficiënte economie. Meer, harder en slimmer werken wordt minder beloond. Getalenteerde werknemers worden duurder voor bedrijven. Ondernemers worden minder geprikkeld het allerbeste uit zichzelf te halen.

Volgens het CPB kost alleen de inkomensafhankelijke zorgpremie Nederland op termijn al 1 tot 2 procent werkgelegenheid. In aantal banen is dat ongeveer 70 tot 140 duizend. Niet misselijk.

Schrijnende ongelijkheid

Dat is blijkbaar de prijs die het nieuwe kabinet wil betalen om de schrijnende inkomensongelijkheid in Nederland te bestrijden. Want daar moet het toch wel erg slecht mee staan, om zo’n draconische herverdeling nodig te maken. Maar hoe ongelijk zijn de inkomens in Nederland, eigenlijk?

Volgens cijfers van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (Oeso) valt dat behoorlijk mee. De inkomensverdeling is hier minder scheef dan het gemiddelde van de Oeso-landen. De inkomensverschillen zijn in Nederland groter dan in Zweden, maar kleiner dan in Duitsland. We zitten ongeveer gelijk met Frankrijk en Ierland.

Maar een internationale vergelijking zegt niet alles. Misschien zijn in Nederland de verschillen afgelopen jaren wel veel sneller opgelopen dan in andere landen. Maar ook dat is niet het geval. Tussen 1990 en 2008 (het meest recente Oeso-cijfer) nam de inkomensongelijkheid in Nederland niet noemenswaardig toe. In dezelfde periode werd de inkomensverdeling in bijvoorbeeld Zweden wel minder gelijk. In de VS namen de verschillen ook fors toe.

Nu zijn er veel verschillende manieren om inkomensongelijkheid te meten. In de bovenstaande grafieken gaat het om de zogenoemde Gini-coëfficient. Dat is een maatstaf die nul aangeeft als alle inwoners in een land precies hetzelfde verdienen, en op 1 staat als slechts één persoon al het inkomen van het land ontvangt.

Er zijn ook andere methoden. De Oeso bekeek er, naast Gini, nog twee. Tussen midden jaren negentig van de vorige eeuw en het einde van het eerste decennium van deze eeuw, dáálde de ongelijkheid in Nederland volgens twee van die maatstaven. De derde kwam precies uit op nul: geen toename of afname van de Nederlandse inkomensongelijkheid.

In dezelfde periode nam de inkomensongelijkheid in Zweden, Denemarken, Finland en Noorwegen volgens alle drie meetmethoden toe. En ook in de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk werd de inkomensongelijkheid volgens alle maatstaven groter.

Rijkste 1 procent

Ten slotte bekeek de Oeso ook of de kleine groep van superrijken zich een groter deel van het nationale inkomen had toegeëigend. In de meeste landen is dit het geval. Zo ging in de VS in 1990 13 procent van het inkomen naar de rijkste 1 procent. In 2007 was dit gestegen naar ruim 18 procent.

Ook in het Verenigd Koninkrijk werden de rijksten rijker. En ook in nivelleringslanden als Zweden, Denemarken en Noorwegen kreeg de rijkste 1 procent een groter deel van het totale inkomen.

Maar in Nederland was dit niet het geval. De rijkste 1 procent zag het inkomen niet sneller groeien dan gemiddeld in Nederland. Welk probleem moest het nieuwe kabinet nou zo nodig oplossen?

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl